In 1953 werd een
eerste proef genomen in de Voorbereidende Afdeling die onder
de leiding van de Broeders Maristen en de lekeleraren toen reeds
flink op dreef was, met' Muziek in het Woud '. Het jaar daarop
toen de Humaniora haar eerste Derde Latijnse had geopend en samen
met de Voorbereidende meer dan 80 leerlingen telde, stak onze
dynamische toneelregisseur Carlo Heyman met een groots opgevat
en gedurfd stuk van wal : ' Reinaert de Vos '. Meer dan 40 spelers
en figuranten voerden onze Middeleeuwse Reinaert voor het voetlicht,
in een spel dat niet alleen de vertolking van een boeiende handeling
maar ook evenzeer kijkspel en Iuisterspel was, dank zij prachtigberekende
licht- en kleureffekten, dansen, pantomine en met fijne smaak
uitgekozen muziek. Het werd het suksesstuk van gans het jaar.
De opvoering van alle Vlaamse toneelstukken werd niet weinig
vergemakkelijkt door do steun die van overal werd geboden : de
echtgenoten van de collegeleraren, de V.V.K, de leraren van het
pensionaat en het atheneum kwamen graag hun hulp aanbieden. Het
jaar daarop creëerde dezelfde onvermoeibare regisseur '
Tijl Uilenspiegel', dat hij bovend:en zelf had geschreven. Evenals
de Reinaert gaf het stuk weer een bonte verscheidenheid van kijk-
en luistergenot. De figuranten medegerekend telde het niet minder
dan 81 rollen. Het stuk behelsde een proloog en twee bedrijven.
Over de proloog schreef een medewerker in De Week: " Samen
met het doek gaat een wemelende wereld van bonte kleuren open
: het meesterwerk van Breughel, de Boerenbruiloft, staat met
zijn helle kleurenverrukking in levende personen uitgebeeld :
een halve minuut blijft het roerloos en dan begint het op een
zachte wals een vrolijke bruiloftskermis te dansen. De rijstpapdragers,
de doedelzaksplers, de bierschenkers schuiven langs de smullende
boeren en boerinnen, de kruiken tikken tegen elkander terwijl
in een hoekje Breughels taartenlikkertje met de rode pet op,
zijn buikje alle eer aandoet. Doch daar brengt de baker de kleine
Tijl binnen en een dolle rondedans viert de geboorte van Tijl
Uilenspiegel Na dit sprookjesachtig tafereel dat een davererend
applaus uitlokte, leiden de nar, de heraut en meester Breughel
ons dadelijk in de tragische 16e eeuw binnen : Katelijne, de
tante van Tijl, brandt als heks op de brandstapel maar ze ziet
Tijl als de toekomstige bevrijder der Nederlanden. ., Een niet
geringe verdienste van Reinaert en Tijl bestond hierin dat ze
ook voor het franstalig publiek gemakkelijk genietbaar waren
en onze cultuur iets nader bij deze groep brachten.
Vanaf 1953 voerde de Sektie ieder jaar één of meer
toneelstukken op. Na Tijl was het vooral de Voorbereidende die
de grootste aktiviteit aan de dag legde met " Maarten de
Haas" in 1956, " De wonderbare Molen " in 1957
en " De scepter van Koning Bombazijn " in 1959. De
Humaniora bracht nog in 1956 gedichten van Gezelle in dans en
zang |
ten toneel
en "De Opstand der Poppen" in 1957, maar een merkwaardig
nieuw feit deed zich voor toen de Vlaamse Leraren zelf op het
podium traden : in 1957 presenteerden ze, samen met enkele leerlingen,
, Het Heilig Experiment , van Hochwalder, en het jaar daarop,
"Het Mes der Barmhartigheid" van St. Andres.
Gans deze culturele bedrijvigheid belette de Sektie niet een
open oog te bewaren voor de Afrikaanse realiteit waarin ze leefde,
en zich daar dienstbaar te maken. Regelmatig wefden aktiviteiten
op touw gezet om de missies te steunen. De heer Lapage was niet
alleen de hoofdvertolker in Reinaert en Tijl, doch ook één
der animatoren van de Sociale Kring die kruisbeelden maakte voor
de Bagirawijk, en later een kapel en klaslokaal ging optrekken
aan de rand van het oerwoud in de buurt van de Biëga. Ook
de Vlaamse Scouts lieten zich niet onbetuigd en schakelden
zich als raadgever-assistent
bij de scoutstroepen der zwarten. Velen bewaarden schone herinneringen
aan dit vruchtbaar dienstbetoon. Ook wanneer in 1959 de Reinaert-troep
XXste Kivu werd opgericht bleef deze dienstbaarheid aan Afrika
een bijzondere doelstelling.
Wanneer we op de 12 jaren Nederlandse Sektie terugblikken kunnen
we niet anders dan gelukkig zijn om haar rijkgevuld bestaan.
In een kosmopolitisch college slaagde ze erin een homogene eigen
aard te ontwikkelen en zich toch steeds harmonisch aan te passen
aan het grote geheel waarin ze thuishoorde. Zij die nu in Europa
terug zijn gekeerd of in Afrika gebleven, blijven dankbaar om
die jaren waar hun een christelijk humanisme werd bijgebracht,
dat des te meer groei- en overtuigingskracht heeft gekregen omdat
het kon blijven wortelen in zijn eigen volksaard.
|