Het onstaan
en de ontwikkeling van de Nederlandse Sektie vult wel een bescheiden
maar tevens een buitengewoon boejende en kleurrijke episode in
de geschiedenis van ons college. Op de 150.000 Belgen die thans
overzee leven zijn er 110.000 Vlamingen; in Congo berejkte hun
aantal destijds misschien niet dezelfde proporties maar het vormde
toch een zo grote groep dat men zich niet verbazen kan over het
feit dat vanaf 1947 overal stemmen opgingen om voor de Vlaamse
kinderen een opvoeding te bekomen die strookte met hun taal en
cultuur en hun rechtmatige wensen in die zin kon bevredigen.
Van gans Congo startte ons college het eerst met een Nederlandse
sektie dank zij het impuls van enkele personen uit Bukavu. In
september 1948 kon de eerste Nederlandstalige Voorbereidende
klas geopend worden onder leiding van de Broeders Maristen. In
september 1950 startte de eerste Zesde Latijnse, waarop dan geleidelijk
de verdere uitbouw volgde.
Waarom zijn die twaalf jaren Nederlandse Sektie, van 1948 tot
1960, voor allen die er deel van gemaakt hebben zo boordevol
rijke herinneringen ? Om het onvergetelijk natuurschoon waarin
onze jeugdjaren mochten bloeien ? Dagelijks genoten we van het
zicht op de blauwomwaasde bergen en heuvels die aan elke horizon
omhoogrezen, en van het Kivumeer met zijn paradijselijke baaien,
kreken en eilanden vol droom en innigheid. Van op elke barza
op het college zagen we de vijf schiereilanden van Bukavu als
tere vingers van een hand naar de blauwe waterspiegel grijpen,
of de schaduwen van de wolken stil voortschuiven over groene
heuvelflanken, terwijl een teerblauw waas doorzichtigfijn over
de oprijzende hellingen hing. Zeker ! Toch was dit slechts het
kader. We zijn vooral dankbaar om het feit dat onze bescheiden
sektie de mogelijkheid bood onze eigen geest en aard te ontplooien
of aan anderen mee te delen, en anderzijds toch ook zo was opgevat
dat we in geen ghetto leefden doch ten voile meetrilden met de
hartslag van het college waar de franstaligen de grote meerderheid
vormden. We leerden er ruim te leven en toch onszelf te worden.
Vooral in de hogere cyclus werden we bewust van onze eigen onvervangbare
rijkdom in kunst en literatuur, maar we benaderden deze liefst
vanuit de Afrikaanse realiteit waarin we leefden. Is het niet
zo dat het meesterlijk verhaal van Multatuli, Saïdjah en
Adinda, vooral vanuit onze eigen Congolese situatie werd beleefd
? Werd De Kleine Johannes van Van Eeden niet de aanleiding tot
het schrijven van het fijnst gestileerde verhaal dat ooit in
Orientation verscheen : " Met Windekind door Kivu "
? Vond de Suid-Afrikaanse poëzie niet een heel bijzondere
weerklank in ons ?
O Afrika, jou
naam dreun soos die see !
jou stem is op die nagwind, diep en donker
en in ons roep 'n eeue-ontwaakte bee
na vertes waar die sterre roerloos flonker. |
Ook buiten
het klasverband vonden we op het college een culturele atmosfeer
die ons steeds dieper verrijkte. Bukavu ging door voor een cultuurarme
provinciestad, maar bij hun terugkeer in Europa hebben velen
tot hun verbazing vastgesteld dat ze te Bukavu soms over rijker
mogelijkheden beschikten dan hier, dank zij de vele voorbijreizende
toneelgezelschappen en kunstenaars. Daar deze laatste bijna steeds
op het college optraden kregen we een buitengewoon rijk repertorium
: puike opvoeringen van klassieke en moderne stukken door het
Théâtre de l'Union Française, Le Théâtre
des Galeries, het Vlaams Schouwtoneel, de K.N.S. enz. We luisterden
naar ontdekkingsreizigers als Dr Bombard, Alain Deprelle,
|